Afgelopen januari liep ik mijn eerste halve marathon: de halve van Egmond. Na een kilometer of 17 was ik niet meer vooruit te branden. Vanwege de meest cruciale stempel op mijn beginnersfoutenstrippenkaart: ik zat zonder energie. En de route ging niet door een MacDrive. “Goedemiddag startnummer 625, mag ik uw bestelling?”
Bij een race van een substantiële afstand moet je onderweg wat eten, zo bleek. Want dat red je niet op de witte boterhammen met jam van vroeg in de ochtend en de banaan van in het startvak. Die heb je binnen no-time opgelopen. En dan wil je lichaam echt brandstof hebben, anders kan je jezelf laten wegslepen van het parcours.
Beetje jammer dat ik dat door schade en schande heb moeten leren, maar de les is wel heel goed binnen gekomen.
Daarom gooide ik vandaag bij de wielrenspeciaalzaak tien zakjes Powerbar gelshots (de vijfde was gratis), een performance smoothie en een assorti-verpakking SISgels op de toonbank. Duursport is duursport, dus qua sportvoeding gebruiken hardlopers en fietsers vaak dezelfde shizzle. Alleen hebben wij lopers niet zo’n handig zakje achterop ons shirt om het allemaal in te proppen. Niet eerlijk. Maar wij hoeven dan weer geen bandenplaksetje mee te sjouwen. Dus dan staan we weer quitte.
“Dat is dan zesentwintig veertig,” zei het meisje achter de kassa.
“Ik wil het graag even pinnen,” wapperde ik met m’n pasje. “En je vergeet te vragen of ik het hier wil opeten of meenemen.”
Wat eten we vandaag
Normaliter vind ik eten onderweg helemaal geen probleem. Sterker nog, ik ben er vrij goed in. Een Mac Donald’s veggieburger laten verdwijnselen op de bijrijdersstoel. Een appel knarsen op de fiets. Een, twee, drie, elf dropjes wegmalen tijdens het wandelingetje tussen school en thuis. Ik kan dat allemaal. Maar eten tijdens het hardlopen is niet m’n favoriet. Toch moet het. Maar een eitje pellen op halve marathontempo is gewoon niet te doen mensen!
Goed, de eerste stap is gezet: er ligt energie voor tien in de keukenla. Op de gelshotjes loop ik prima, die neem ik al maanden mee tijdens mijn lange duurlopen. Mijn darmen gaan er niet van op hol, ik word er niet misselijk van en de smaak is oké: het zijn een soort zachte winegummetjes. Alleen als je er al een beetje doorheen zit is kauwen niet meer zo relaxed.
Als ik dat tijdens een race nog zou kunnen zou ik echt liever dubbele boterhammen met Nutella of karamelzeezoutpindakaas meenemen. Of een Bartje oude kaas. Of een broodje Mario! Zou nog best in m’n FlipBelt passen ook.
Maar met een droge bek, een hoge adem en een vermoeid lijf is sabbelen en slurpen het enige dat nog een beetje lukt. Dus sabbel ik de gelsnoepjes weg en kocht ik vloeibare gelletjes om nog te proberen tijdens mijn laatste duurloop.
Dat heb ik lang uitgesteld, want die substantie lijkt me zo enorm yucky. Maarja, eigenlijk is het net als hoestsiroop: ook tamelijk smerig, maar wel functioneel. Dus ik moest me er maar gewoon eens overheen zetten en zondag tijdens mijn laatste lange loopje voor de Zandvoort Circuit Run zo’n zakje slijmerige drab naar binnen gieten. En dan eens zien wat dat voor goeds doet voor mijn verbrandingsmotor. Rocket power, hoop ik!
Want voor die Circuit Run heb ik zo mijn hoop en verwachtingen. Maar dat is voer voor een volgende blogpost!
Wat eet jij tijdens je race?
Vertel me ondertussen vooral even wat jij gebruikt aan sportvoeding. En wanneer je dat dan doet. Na hoeveel kilometer begin jij met bijtanken? En om de hoeveel tijd blijf je dat doen? Waar laat je die plakkerige gelverpakkingen, nadat je ze hebt leeggeslobberd? Praat me vooral bij. Deze young Jedi gaat deze keer de hongerklop te slim af zijn en hem haar hielen laten zien op het Zandvoortse circuit.