Vol enthousiasme klapte ik vandaag mijn laptop open, om jullie te gaan vertellen over de Utrecht Marathon.
En dan bedenk ik me: kak, Rotterdam staat nog niet op mijn blog!
First things first dus.
De race report die ik eigenlijk niet had willen schrijven is eindelijk hier.
Marathondag
Zondag 7 april 2019: het is marathondag! Eindelijk! Ik heb hier een eeuwigheid naartoe geleefd.
Tijdens al mijn wintertrainingen was de focus op Rotterdam. Ik wil daar gaan doen wat in Amsterdam 2018 niet lukte, omdat mijn rug roet in het eten gooide. Ik wil marathon nummer drie net onder de vier uur gaan lopen.
Mijn trainingen zijn allemaal prima verlopen. Volgens het boekje heb ik ze afgewerkt, volgens mij heb ik er niet één gemist. Ik voel me sterk, fit en vol vertrouwen en op Instagram tel ik al dagen helemaal hyper af naar de marathon. Ik kan niet wachten tot het eindelijk zo ver is.
Op marathonzondag staat mijn wekker weer op een belachelijk tijdstip. Dat doe ik altijd voor ik ergens een lange afstand ga lopen, zodat ik goed kan ontbijten en naar het toilet kan voor ik vertrek. Pannenkoeken en poepen. Het hoort er gewoon bij.
Nog voor zeven uur stap ik de deur uit, onderweg naar de atletiekbaan: vanuit de club zullen we met een touringcar naar Rotterdam reizen. We zijn met zo’n 50 mensen. Half supporters, half lopers.
Onder de oranje ochtendlucht sta ik langs het hek van de baan, te wachten op mijn clubgenoten. Kriebels in mijn buik van euforie. De dag begint alvast prachtig. Het hele tripje heeft een hoog schoolreisjesgevoel, alleen verzamelen mensen zich niet met zakken schepsnoep en blikjes fris, maar met bidons, flesjes water en bananen.
♥
In de bus gaat er pen en papier rond. “Jongens,” roept iemand voorin, “het is de bedoeling dat je een voorspelling van je eindtijd opschrijft. We kijken vanmiddag wie er het dichtste bij zat. Diegene wint iets leuks.”
Tegen de tijd dat de lijst mij bereikt voel ik me een beetje een fraudeur. Er zitten veel snelle lopers in de bus. Ik zie eindtijden van 3 uur 30 en lager. Stellig neergekrabbeld door de mensen om me heen. Pezige types die weten wat ze doen, omdat ze dit al heel veel vaker deden. Of omdat ze talent hebben in plaats van een chocoladeverslaving en slappe buikspieren, zoals ik.
Ik slik even. In vier uur hoop ik te finishen en daar moet ik erg mijn best voor doen. Het zou een PR van 28 minuten betekenen en alles moet op zijn plaats vallen, wil dat lukken. Iemand kijkt of hij de lijst al van me kan aanpakken. 3:59:59 schrijf ik dan maar op. In de hoop dat ik daar inderdaad dichtbij ga komen. Ik schrijf expres wat slordig. Misschien denkt de volgende dat er 3:38:59 staat. Snelle chick zeg, die met die vlechten.
“Mensen! Ik heb een leuk weetje! Vanaf hier is het nog 42 kilometer tot Rotterdam!” roept de chauffeur van onze touringcar jolig door zijn microfoon, terwijl zijn hele gezelschap bananen zit te pellen, carboloader naar binnen klokt of nog een wit broodje met jam eet.
Ik vind dat helemaal geen leuk weetje. Zo’n afstand houd je maar beter zo abstract mogelijk.
♥
Als de bus alle O.S.S. Volo lopers en hun supporters heeft uitgespuugd wandel ik naar het Schouwburgplein. In de drukte spot ik moeiteloos de reclamevlagrugtas (3x woordwaarde) van Ik Begin Vandaag. Laetitia heeft haar marathonlopers om zich heen verzameld. Elke keer als ze draait of een paar stappen zet om met iemand anders te praten krijgt er bijna een omstander de vlag in zijn oog. Het doet denken aan een Buurman & Buurman filmpje, waarin één van de Buurmannen met een plank rondloopt en de ander die steeds bijna in zijn gezicht krijgt gezwiept. Eigenlijk hoop je als kijker bijna dat het eens mis zal gaan.
Na maanden intensief contact via WhatsApp en een gezamelijk 34 kilometer loop staan we daar dan: het Ik Begin Vandaag marathonteam. Druk bezig met de laatste kleinigheidjes. Hier nog wat vaseline. Daar nog een rugnummer vastspelden. Toch maar dat jasje uit. Gelletjes in de FlipBelt proppen. Allemaal doen we alsof we de situatie volledig onder controle hebben en onze zenuwen de baas zijn.
En eerlijk gezegd gaat dat voor mijn nu ook écht op. Vrolijk banjer ik naar de tassenafgifte en maak daar nog even een paniekerige ongeorganiseerde Duitser blij met één van mijn zeventien setjes reserve veiligheidsspeldjes, zodat hij zijn startnummer kan vastmaken. “Viel Spaß!”
Dan nog in een belachelijk lange rij voor een Dixie, waar ik nog even een praatje maak met een Instagramvolgster.
Zodra ik de Dixie weer uit stap is het al tijd om naar de startvakken te gaan.
Ik loop erheen met R., de man van La Coach. Hij zal vanuit hetzelfde vak starten. We kletsen wat, maken grappen over vooral niet stoppen bij één van de Mc Donalds filialen langs de route en we posteren ons in het startvak van de vier-uurs-lopers.
Zonder poncho en gezonnecrèmed en gezonnebrild: het belooft net als vorig jaar een warme editie te worden.
Om me heen zie ik gespannen gezichten. Ik wijs R. erop en we lachen. Stressvrij beide. Hij loopt op nieuwe schoenen. Ik loop op enthousiasme.
Ik vind het allemaal zo geweldig weer. Het gewiek van de helikopter boven onze hoofden. Lee Towers in zijn hoogwerker. De heartbeat door de speakers. PANG! We zijn vertrokken!
0 – 10 km
Met een lach die mijn mondhoeken bijna doet scheuren ren ik over de Erasmusbrug.
Ein-de-lijk mensen! Eindelijk! Eindelijk! Wat ben ik blij dat het eindelijk marathondag is. En wat zal mijn omgeving blij zijn dat ze na vandaag van mijn gezeur af zijn ook. Marathonlopers kunnen net zo erg zijn als ouders van een pasgeboren baby. Ze weten elk gesprek op het onderwerp te sturen. Moeiteloos. En vaak gaat het niet eens expres. De obsessie komt gewoon door elke porie naar buiten, of je het nu wil of niet.
Rond kilometer 4 zie ik ineens een bekend gezicht. Haha! Melanie en haar loopmaatje! Wat superleuk om haar te treffen in die vele duizenden lopers. What are the odds. Ooit (in 2012) liep ik samen met haar 5 km. op de Utregse Meidenloop. Ik deed daar ruim 32 minuten over en moest daarna nog net niet aan de beademing. En nu treffen we elkaar bij onze zoveelste marathon.
Op kilometer 8 staat Ik Begin Vandaag met haar vlag. Ik zwaai, maar ik loop in de drukte en ze ziet me niet. Hè verdorie nog aan toe. “JOEHOE!” gil ik keihard en net in het voorbij gaan ziet ze nog dat ik het was. “Hey Kim!”
Ik ben een beetje teleurgesteld, maar het is gezien de drukte niet zo verwonderlijk. Gelukkig ben ik pas net onderweg en treffen we elkaar vandaag nog een paar keer. Want ze wringt zich vandaag in duizend bochten om op meerdere plekken haar lopers toe te juichen, op te peppen en te voorzien van dingen die ze nodig hebben. Topcoach!
12 – 25 km
Ergens rond kilometer 12 staan er supporters van de atletiekvereniging “KIMMMMMM!” gillen ze. Het geeft me vleugels. Ook al ben ik dan waarschijnlijk de traagste loper van de club vandaag. Ik bedoel: het is ze zelfs gelukt een haarscherpe foto van me te maken, in het voorbijgaan en de mevrouw achter me geeft met haar handen mijn tempo aan op een schaal van 1 tot 10.
Het zijn niet alleen de mensen van VOLO die me aanmoedigen. Ik draag een knalblauw singlet met mijn naam er in loeigrote letters op. Als een een euro zou krijgen voor elke “Go Kim!” of een variant daarop zou ik na de finish eindelijk eens mijn ogen kunnen laten laseren of een marathontattoo laten zetten.
Vanaf kilometer 15 zie ik mijn kilometertijden langzaam gaan inzakken op mijn Garmin. Het baart me zorgen. En ik heb het warm.
Bij het halfway point heb ik mezelf al de put in gepraat. “Nóg een halve marathon. Krankzinnig. Veel te heet ook weer. Wat vind je er toch aan, die marathons? Veel te ver. Als je niet op Instagram zat liep je echt niet verder dan een halve. Toch? TOCH?!”
Met een bewolkt hoofd blijf ik verder rennen. Joggen eigenlijk meer. Ik heb er helemaal geen lol meer in. Het lukt me niet mezelf te herpakken. En ondanks de paracetamols die ik elke 10 kilometer neem begint mijn lichaam ook te mopperen. De soundtrack in mijn hoofd is nu Het Leven Is Kut van Jeroen van Merwijk. YouTube het en zing het op al je mopperdagen. En trek er dan dit gezicht bij voor het totaaleffect.
Als er dan ook nog eens iemand uit het Ik Begin Vandaag team soepel als een female Eliud voorbij komt gedarteld, wapperende paardenstaart, lichtvoetig, fris als een hoentje, nul zweet, trek ik mijn mentale stekker eruit.
“Gaat het?” vraag ze ook nog lief. “Vind je het fijn als je een stukje bij jou blijf?”
“Nee,” wuif ik haar weg. “Pijn. En jij gaat zó goed. Dit is jouw dag! Ga ervoor! Doei! Succes hè.” En daar gaat ze. Op weg naar, wat later blijkt, echt een prachtig marathondebuut zal worden.
25 km – finish
Ik probeer afleiding te zoeken in mijn muziek. In spandoeken en borden langs de kant. In aftellen tot wanneer ik weer een gel mag (vanaf 11 kilometer elke 6) en wanneer er weer water is. Of sponzen.
Intussen zijn we bijna bij kilometer 30. Daar is weer water. En op 34 of 35, in het Kralingse Bos, staan de videoschermen. Ik moet gewoon even mijn kinderen zien nu. Of m’n moeder. M’n schoonmoeder. Iemand van school. De cassière van de Jumbo voor mijn part, als het maar even een bekend gezicht is dat me iets positiefs toe blèrt. Anders bel ik een taxi.
Het Kralingse Bos is een warm bad van lieve mensen met schalen chips, winegums, drop en flesjes water. Ik pak niks aan, ik heb mijn eigen gels en de waterposten onderweg. Bovendien kunnen al die mensen en hún “Hup Kim!”s me gestolen worden. Ik wil de videoschermen.
Daar zijn ze! Ik loop over de eerste mat. De matten onderweg maken verbinding met de chip in je startnummer. Zo worden niet alleen je tussentijden geregistreerd, maar kan in dit geval ook de juiste video voor de juiste loper worden ingestart. Misschien krijg ik er zelfs meer, bedenk ik. Van vier mensen weet ik dat ze een filmpje hebben ingestuurd.
Vol verwachting loop ik richting het eerste scherm. “Jaaaaaaa! Riaaaa!” roept een groep vrouwen in ziekenhuisuniform. “Doorzetten. Nog even!”
Scherm twee. Kinderen. Maar wel van iemand anders. Daarna een man die ik niet ken.
Scherm drie. Onbekenden.
Scherm vier. Ook daar geen filmpje voor mij.
Ik heb intens de pest in en ga voor het eerst wandelen. Niet slim. Want daarna is in weer in beweging komen ronduit klote. Mijn lijf moppert. Of we er al zijn. Dat het zeer doet. Dat het pizza wil. En dat het wil liggen.
Mijn hoofd kan het niet meer weerleggen. Dat wil ook dat we er al zijn. Dat wil ook pizza. En dat wil ook liggen.
Een sub4 marathon, hahaha. Ik overweeg de trein terug naar huis te nemen, zodat ik niet met mijn clubgenoten in de bus hoef. Want ik voel me bij elke stap falen. Ik slinger al dagen postst op Instagram over hoe een hoofd sterker is dan een lijf. Dat je niet moet toegeven aan negativiteit. Dat je als marathonloper sterker bent dan dat. En toch zit ik in een enorme negatieve gedachtenspiraal en wil ik alleen nog maar stoppen met dit alles. Niet eens vanwege de pijn. Vanwege het ongemak. Ik krijg mezelf er gek genoeg écht niet overheen gezet, over mijn chagrijn.
Toch ren, jog en dribbel ik door. Wandelen duurt langer. Ergens krijg ik nog een dikke knuffel van Janneke, die zich al de hele dag in een complete cheerleader outfit schor staat te schreeuwen. Zij is positiviteit op twee benen. “Maakt me niet uit hóe, maar jij gaat dit uitlopen!” zegt ze streng, terwijl ze een stukje meerent.
Tja, ik zal wel moeten ook. Hoe kom ik anders terug bij mijn tas hè.
Eenmaal terug in het centrum is het feest. De drommen mensen zorgen ervoor dat ik in de laatste kilometer iets van mijn tempo weet te hervinden. Dan sta ik in elk geval hardlopend op de finishfoto’s. Héél blij dat ik er ben.
After
Mokkend sta ik die middag bij de graveertent met mijn medaille. Ik had die het liefst niet aangepakt of meteen onderin mijn tas gemieterd. “Krijg je spijt van!” betwetert het engeltje op mijn schouder. “Weg met die klotemedaille. Het is een symbool van mislukking.” vindt het duiveltje. Het engeltje wint. Ik laat de medaille graveren en prop hem daarná in mijn tas. Om er bij de bus nog even met een fake smile mee op te foto te gaan. Om naar de kinderen te sturen.
Ik bedenk me intussen dat ik ruim 34 minuten van mijn voorspelde eindtijd af zit. Dat uitslagpouletje ga ik dus zéker niet winnen.
♥
Tijdens de busrit naar huis keer ik me in mezelf. Ik vermijd Instagram. Geen zin in blije succesverhalen nu ik zo teleurgesteld ben in mezelf.
Dit keer heeft het volledig aan mezelf gelegen dat het niet gelukt is. Fysiek had het allemaal nog prima gekund met die kleine pijntjes. Maar mijn hoofd bleek duizend keer zwaarder dan mijn benen. Ik kreeg het niet mee.
Boos verwijder ik mezelf ook uit de marathon WhatsApp groep. Ik ben heel trots op mijn teamgenoten. Ik gun iedereen enorm zijn succes. Maar het steekt allemaal wel. Bij atletiek weten ze inmiddels amper nog dat ik besta, zo lang ben ik al weggebleven.
Wat jammer dat dit een marathon was en niet gewoon een proefwerk natuurkunde of voor mijn part een 10 kilomter: ik zou dit zo graag op korte termijn nog eens herkansen.
“Kijk niet zo verdrietig mama! Je hebt meer dan veertig kilometer hardgelopen hè!” zegt mijn oudste zoon die avond. “Dat kan bijna niemand.”
Daar heeft hij dan ook wel een punt.
Bokkig eet ik mijn pizza en bij de laatste punt is de gedachte dat ik dit dus echt nooit meer ga doen alweer als sneeuw voor de zon verdwenen.
“Als ik onder de 4 uur loop was dit mijn laatste marathon,” heb ik mijn lief maanden geleden beloofd.
Terwijl ik nog maar eens mijn verhemelte brand aan een hap te hete tomatensaus en kaas – wat mooi de aandacht weghaalt van de pijn aan mijn tenen, waarvan er nog 6 een nagel hebben – bedenk ik: ik ben nu nog stééds een sub4-chaser. Dan mag ik dus nóg eens!
Je kunt niet alleen marathons lopen, je kunt ook zo goed schrijven. Dat zei ik vast al, maar zo leuk om lezen hoe jij hier verslag over kunt uitbrengen. Ik vind je ongelooflijk. Niet meer en niet minder. En dit is veel leuker en herkenbaarder en echter om lezen dan het zoveelste succesverhaal zonder nuance, als dat een troost kan zijn. 😉