De NEE NEE NEE STICKER (deel 1)
Ik zou mijn vader graag verrassen met een onsympathieke NEE NEE NEE sticker. Zo één die ik boven mijn deurbel heb geplakt.
Een topcadeautje voor een man die niet van collectanten houdt. Of van Jehova’s getuigen. Of van kinderpostzegelverkopertjes. Maar die heeft de ontwerper niet op de sticker durven zetten.
Het zal alleen niet meer gaan. Het laatste cadeau dat ik hem gaf was een afscheidsrede in 2009. Op zijn crematie.
Na maanden op de intensive care en een jaar in een revalidatiecentrum was mijn vader op miraculeuze wijze enigszins hersteld van een ernstig bedrijfsongeval. Maar die rugpijn. Steeds maar die rugpijn. Doktoren haalden hem voor de zoveelste keer door een scanner. Foute boel, Meer onderzoeken volgden. In een haveloos kamertje in het ziekenhuis zag ik een week nadien een dokter mijn ouders vertellen dat ze elkaar zouden gaan verliezen. „We kunnen niets meer doen.”
Drie maanden later lieten we hem gaan. We waakten om beurten bij wat er nog van hem over was in het thuiszorgbed in de woonkamer. De tussenpozen tussen zijn moeizame ademteugen werden almaar groter.
„Ga jij maar een uurtje slapen,” had mijn moeder mij halverwege de avond opgedragen. Ik was zwanger en het hormonencircus in mijn lijf en de stress en het verdriet hakten er enorm in. Rusten was altijd welkom. Ik stortte in een diepe droomloze slaap en even na middernacht werd ik naar beneden geroepen. “Kim, het is bijna afgelopen…” Ik vloog overeind en terwijl ik zo snel als ik kon mijn lenzen probeerde in te doen blies mijn vader in de woonkamer zijn laatste adem uit. De kanker had hem compleet kapot gemaakt. En ons erbij.
Op een zonnige dag in april zag ik een oproep op Facebook. KWF Kankerbestrijding zocht collectanten in onze wijk. Ik moest onmiddellijk aan mijn vader denken. Aan zijn ziekbed. Aan zijn aversie tegen collectes. Aan hoe verschrikkelijk ik hem nog altijd mis. Een vat van gevoelens ging open en ik kon de knoop niet doorhakken of ik me wilde aanmelden als vrijwilliger of niet.
Het dagelijks leven kabbelde ondertussen voort. Tot er een telefoontje van mijn moeder kwam. Ze had het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker ondergaan. Een standaard onderzoek in Nederland bij vrouwen vanaf 30 jaar, dat elke vijf jaar herhaald wordt. Er waren onrustige cellen te zien, dus werd mijn moeder opgeroepen voor een tweede onderzoek. En dat was weer niet goed. Een doorverwijzing naar de gynaecoloog volgde.
Positief denken is lastig als je zoveel ellende op je bord hebt gehad als wij de afgelopen jaren. „Stel je voor,” kon ik alleen maar denken, „dadelijk raak ik ook mama nog kwijt..!” Die gedachte benauwde me zo vreselijk dat ik er af en toe ‚s nachts van wakker schoot.
„Zo op het eerste gezicht is er niets raars te zien,” sprak de gynaecoloog een paar dagen geleden tegen mijn moeder. „We houden u in de gaten, maar ik zou u niet ongerust maken.”
Dat blijde nieuws had ik net gehoord toen ik een mevrouw met een klembord bij mijn voordeur trof.
„Mag ik u wat vragen?” vroeg ze.
„Ja hoor,” besloot ik.
„We zijn nog heel dringend op zoek naar collectanten voor de KWF Kankerbestrijding in deze wijk. Hebt u in de eerste week van september een paar uurtjes over?”
„Dit heeft zo moeten zijn,” knikte ik en ik vulde mijn gegevens in. „Dit heeft gewoon zo moeten zijn.”
Mooi! Fijn dat je het gaat doen. Collecteren vind ik altijd een prettige ervaring, omdat het me laat zien hoeveel positieve energie mensen hebben en geven. Daarom word ik ook zo boos van die sticker. Ik begrijp je afwegingen en het ‘eindelijk rust’-gevoel rondom het avondeten (want die deel ik), maar ik begrijp ook dat iedere collectant, voor welk doel dan ook, zo’n verhaal heeft als het jouwe.
Mooi Kim.
Fijn dat je niet te star bent in je weigeringen voor collectes en open blijft staan voor het moment. Dank voor je verhaal en fijn dat het met Eline goed gaat.